LVB-jongeren vallen te makkelijk buiten de boot

Tegenwoordig gaat het erom via een generalistische aanpak tot individueel maatwerk te komen. Maar wat nu als een groep jongeren daardoor systematisch door de mazen van het net glipt? Wat heeft de nieuwe aanpak hen dan te bieden?

LVB jongeren vallen te vaak buiten de boot

Een van de nadelen van het spreken over generalisten en hun integrale werkwijze is dat het specifieke denken over groepen die toch iets eigens nodig hebben dreigt stil te vallen. Er is geen natuurlijke plek meer waar dat gebeurt De professionals die vroeger met zo’n doelgroep in de weer waren zijn vaak opgegaan in wijkteams waar men juist niet in doelgroepen denkt, maar in individueel maatwerk. Het nadenken over preventieve aanpakken van groepen valt makkelijk buiten dit nieuwe stramien.

Voor een specifieke groep jongeren tussen pakweg de 16 en 25 jaar is dat niet handig. Je ziet ook dat nieuw aangetreden professionele troepen in het sociale domein de grootst mogelijke moeite hebben om op deze categorie greep te krijgen, niet in de laatste plaats omdat deze groep vaak door het overschrijden van de leeftijdsgrens van 18 jaar van de ene (onderwijs, jeugdzorg) naar een andere koker (participatiewet of wmo) moet verhuizen. Het gaat hier om jongeren, overigens veelal jongens, die via het speciaal onderwijs hun route naar volwassenheid volgen. Maar je vindt ze niet alleen daar, ook in het vmbo vallen ze op door bijvoorbeeld overmatig schoolverzuim. Een beetje gemeente mag toch al gauw op een jaarlijkse toestroom van een kleine honderd jongeren uit deze categorie rekenen.

Alle helpers weg

Niet zelden zijn ze licht verstandelijk beperkt, hun ouders slagen er niet in om eenduidig richting te geven, vaak hebben ze moeite om overeind te blijven. Dat vinden ze zelf overigens niet. Voor hen zelf is de grens van 18 vaak een stap in de vrijheid. Ze beseffen heel goed dat de wereld waarin ze van alles moeten, overgaat in een wereld waarin ze van alles mogen. Voor een nieuw telefoonabonnement is niet langer een handtekening van de ouders nodig; met je ID kan je drank kopen in de supermarkt. Ze willen af van het gezeur, alle helpers weg – dat is hun nieuwe status. Om er dan na verloop van tijd toch achter te komen dat de werkelijkheid minder feestelijk is als gedacht, dat de kleine lettertjes van het telefoonabonnement grote financiële gevolgen hebben, dat de tering naar de nering moet worden gezet, dat er tal van instanties toch weer op hun weg komen.

Voor professionele hulpverleners in jeugd&gezin-teams en sociale wijkteams is dit een lastige groep. Ze glippen makkelijk tussen de mazen van het net door. De jongeren willen er ook tussendoor glippen. Ze hebben ook niet direct problemen van dien aard dat hulpverleners hen bij de kladden moeten grijpen, ze vormen een risicogroep die eigenlijk gebaat is als er op een of andere manier de vinger aan de pols wordt gehouden. Dat zou kunnen voorkomen dat deze jongeren gaan zwerven, drugs of drank gebruiken, gemobiliseerd worden in het criminele circuit of anderszins verwijderd raken van stabiele en gezonde sociale netwerken.

Riskant opvoedvacuüm

Natuurlijk wordt er het nodige gedaan om deze jongeren in het goede gareel te houden. En voor een deel lukt dat ook echt, zeker als de overgang van het speciaal onderwijs naar een of andere manier van participatie soepel tot stand wordt gebracht (wat overigens wel steeds moeilijker wordt, maar dat terzijde). Maar te vaak weten jongeren deze dans te ontspringen; dan verdwijnen ze uit beeld. Er is geen connectie. De docent, de sociale professional, de agent – ze staan toch altijd voor het gezag, het moeten, de verplichting.

Ze kunnen eigenlijk ook niet veel betekenen. De contacten die zij aangaan zijn vrijwel altijd formeel. Er wordt door deze professionals nu eenmaal niet gecommuniceerd in de leefwereld van de jongeren. Er wordt geen biertje samen gedronken. Ze staan op afstand. Omdat ook ouders hun greep verliezen – als ze die al ooit gehad hebben, komen deze jongeren in een soort opvoedvacuüm, waarin ze zelf een weg moeten zien te vinden en waar hun ‘opvoeders’ buiten staan. Dat is overigens de normale gang van zaken, die hoort bij de overgang naar zelfstandigheid.

Maar bij jongeren met een zeker risicoprofiel (lvb, spijbelen, schooluitval, jeugdzorgcontacten) is die vrije ruimte problematisch. Terugslag, ontsporingen, financieel wanbeheer, overmatig gamegedrag, niet verder komen op de arbeidsmarkt, verleidingen tot crimineel gedrag liggen op de loer. Professionals lopen hier snel achter de feiten aan en moeten dan weer in geweer komen als de problemen hen boven het hoofd stijgen en de schulden in de duizenden euro’s lopen.

Een JIM voor lvb-jongeren met risicoprofiel

Kan dat anders? En kan het op de nieuwe manier, waarin problemen niet opgelost worden door professionals, maar waarin een samenspel tot stand wordt gebracht tussen informele krachten en formele deskundigen? Wij denken van wel. In de jeugdzorg, de primeur is van de jeugdzorgaanbieder Youké, probeert men nu op een aantal plaatsen een uitweg te vinden uit dit soort impasses door de introductie van JIM, een afkorting van Jouw Informele Mentor.

Waar het in een gezin mis dreigt te gaan, en maatregelen als uithuisplaatsing of onder toezichtstelling dreigen, kan de jongere de steun inroepen van een JIM. Dat kan een broer zijn, zijn opa, een oom, een buur of een onderwijzer. JIM wordt zijn vertrouwenspersoon, maar de JIM is ook de schakel naar professionals, die hij om raad en daad kan vragen. De JIM helpt met concrete stappen en het opstellen van plannen, de professional met de uitvoering daarvan.

Die formule werkt verbazend goed, niet in de laatste plaats omdat een JIM veel kan bieden wat professionals niet zomaar in huis hebben. Nabijheid, vertrouwen, loyaliteit, snelle uitlaatklep, telefoneren en appen op elk tijdstip, desnoods even crisisopvang – het blijken cruciale eigenschappen waardoor escalatie in gespannen gezinssituaties vaak kan worden voorkomen. Zo ontstaat een heel andere werkwijze van professionals; in plaats van een probleem met jongeren en in een gezin op te lossen, brengt zij een ondersteuningssysteem tot stand waar hij zijn deskundigheid aan ter beschikking stelt. De eerste vraag is niet langer: wat gaan we doen om jouw probleem op te lossen, maar: wie kan ons helpen?

Die benadering biedt ook een uitweg om te dealen met de groep problematische jongeren, vaak met een lvb-achtergrond, die na hun 18e ontsnappen aan ouders en begeleiders. Waarom wachten tot ze in de problemen komen? Waarom brengen we niet al ruim voor hun achttiende en tijdens hun laatste jaar in het speciaal onderwijs een soort JIM in stelling, een soort levenscoach die aanspreekpunt is, vertrouwenspersoon maar die ook tijdig professionals kan inschakelen als de boel ontspoort? Zou het niet mogelijk zijn dat een aantal gemeenten hier het voortouw in neemt? Samen met een organisatie als MEE die hier al de nodige deskundigheid en ervaring mee heeft. Het is een innovatie die zijn geld dubbel en dwars terugverdient omdat het heel wat jeugd&gezin-teams en sociale wijkteams flink wat werk zou besparen. Welke gemeente neemt het initiatief?

Bron: Sociale vraagstukken